IO-Research-Analyse-ceos-Wmo-en-Jeugd-2019-1

Openbaar kanaal / Jeugdhulp

Cliëntervaring analyses WMO en Jeugd 2019

Delen op sociale netwerken

Koppeling delen

Gebruik permanente koppeling om te delen via sociale media

Deel met een vriend

Alstublieft in te loggen voor het versturen van deze document per e-mail!

In uw website insluiten

Kies de startpagina

24. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Jeugd 24 HOOFDSTUK Jeugd

4. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Samenvatting 4 HOOFDSTUK Samenvatting

7. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Inleiding 7 HOOFDSTUK Inleiding

11. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Wmo 11 HOOFDSTUK Wmo

31. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Jeugd 31 Figuur 4.8 Boxplots met daarin de verdeling van waarnemingen m.b.t. uitvoering van jeugdhulp (% al tijd + vaak)

1. www.ioresearch.nl Rapport B ENCHMARK CEO’S WMO EN JEUGD 201 9 Totaalanalyse van uitgevoerde ceo’s December 201 9

28. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Jeugd 28 Figuur 4.4 Boxplot met daarin de verdeling van waarnemingen m.b.t. toegang naar jeugdhulp (% (helemaal) mee eens) Bekendheid onafhankelijke cliëntondersteuner blijft laag In de bekendheid van de onafhankelijke cliëntondersteuner zit geen significant verschil met de voorgaande jaren. Na vier jaar wee t nog steeds maar 18 procent van de cliënten van het bestaan van deze dienst af. Hoewel er geen cijfers over het gebruik beschikbaar zijn, zal dit aantal zeer waarschijnlijk nog lager liggen. Figuur 4.5 Bekendheid onafhankelijke cliëntondersteuner (% bek end) 16% 17% 20% 18% 0% 10% 20% 30% 2015 2016 2017 2018

10. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Inleiding 10 Weging Op de data is een weging toegepast op basis van gemeentegr ootte. Dit betekent dat de verhoudingen naar gemeentegrootte van de onderzochte gemeenten worden teruggebracht naar de werkelijk bestaande verhouding. Op deze manier zijn de resultaten representatiever voor heel Nederland aan de hand van het aantal inwoner s in de gemeente. Om te analyseren in hoeverre de gemeentegrootte van invloed is op de resultaten, zijn gemeenten ingedeeld in categorieën van grootte, zoals deze ook gebruikt worden op WSJG. Dit zijn 1 gemeenten met een inwonertal kleiner dan 25.000 2 tussen de 25.000 en 50.000 inwoners 3 tussen de 50.000 en 100.00 inwoners 4 tussen de 100.000 en 300.000 inwoners en 5 gemeenten met meer dan 300.000 inwoners Doordat per deelgroep het aantal gemeenten beperkt is, dienen deze resultaten wel als indicatief te w orden beschouwd. Dit geldt met name bij gemeenten groter dan 50.000 inwoners. 2.4 Leeswijzer In het volgende hoofdstuk worden de resultaten van de Wmo - analyse gepresenteerd. We gaan in op de toegang naar - en contact over - de hulpvra ag, de kwaliteit van de uitvoering en de ondervonden effecten. Het hoofdstuk daarna gaat in op dezelfde onderwerpen, maar dan op het gebied van Jeugd. De belangrijkste conclusies zijn opgenomen in de samenvatting voor in dit rapport.

2. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Inhoudsopgave COLOFON Uitgave I&O Research Zuiderval 70 Postbus 563 7500 AN Enschede Rapportnummer 201 9 / 1 8 2 Datum December 201 9 Aute u r(s) Rachel Beerepoot , Leon Heuzels , Roy van der Hoeve , Denise Kroese, Lisa Nannes en Aryanne van ‘t Veld Bestellingen Exemplaren zijn verkrijgbaar bij I&O Research. Het overnemen uit de ze publicatie is toegestaan, mit s de bron duidelijk wordt vermeld.

15. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Wmo 15 Figuur 3. 4 Boxplot met daarin de verdeling van waarnemingen m.b.t. toegang naar ondersteuning (% (helemaal) mee eens) Het lezen van een boxplot Een boxplot geeft de verdeling van de resultaten weer en daarvoor worden alle waarnemingen van laag naar hoog op een rij gelegd en één voor één geteld. De verdeling is vervolgens opgebouwd uit vijf punten (en vier kwarten): het la agste waargenomen resultaat, het resultaat waarbij een kwart van de waarnemingen is geteld (het eerste kwartiel), en vervolgens de helft van de waarnemingen (de mediaan), driekwart van de waarnemingen (het derde kwartiel) en het hoogst waargenomen resultaa t. De onderkant van de vier ‘boxen’ in F iguur 3. 4 geeft het eerste kwartiel aan, de lijn in het midden de mediaan en de bovenkant het derde kwartiel. De streepjes aan de buitenkant duiden de minimale en maximale waarde aan. Tussen deze punten bevindt zic h altijd een kwart van de waarnemingen, wat samen optelt tot 100 procent. Hoe breder de punten uit elkaar liggen, hoe groter de spreiding van resultaten tussen de gemeenten is. Let daarbij op: de mediaan geeft alleen de middelste getelde waarneming weer en is dus niet hetzelfde als een gemiddelde. Indien de minimale of de maximale waarneming een bolletje is, is er sprake van een uitschieter. Voorbeeld Stel dat gemeente X in F iguur 3.3 bij de plot van ‘Ik wist waar ik moest zijn met mijn hulpvraag’ 85 procent scoort, dan valt die score tussen het derde kwartiel en het hoogst waargenomen resultaat. Dit betekent dat gemeente X in ieder geval beter scoort dan 75 procent van de wa argenomen gemeenten. Cliënten sneller geholpen in kleinere gemeenten Met name in kleine(re) gemeenten tot 50.000 inwoners zijn cliënten vaker tevreden ten opzichte van vier jaar geleden. Deze gemeenten slagen er vaker in om cliënten snel te helpen en sam en naar een oplossing te zoeken. Hoewel gemeenten van alle groottes betere cijfers kunnen overleggen, vallen met name de resultaten bij deze kleinere gemeente n op. Bij de mate waarin cliënten vinden dat zij serieus worden genomen bestaan minder grote versc hillen wanneer gekeken wordt naar het inwonertal van een gemeente ( het verschil tussen de kleinste en grootste gemeenten is hier maar 3 procentpunt ).

33. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Jeugd 33 Ongeveer een op de zeven merkt geen effect van de ondersteuning Van alle genoemde effecten op de vorige pagina merkt 15 procent van de cliënten er niet één van. Dat cliënten geen effect aan kunnen wijzen wordt waarschijnlijk deels verklaard doordat een deel van de cliënten nog niet lang genoeg ondersteuning krijgt om een effect aan te kunnen wijzen. Een kwart van de cliënten merkt 10 o f meer effecten. Het percentage cliënten dat 7 tot 9 effecten merkt is afgenomen van 21 procent in 2015 naar 15 procent in 2018. Het percentage cliënten dat 2 of 3 effecten merkt in daarentegen toegenomen van 10 procent in 2015 naar 21 procent in 2018. Fi guur 4.9 Aantal gemerkte effecten door jeugdhulp 8 8 Op basis van de effecten genoemd in Tabel 4.3. 25% 15% 17% 21% 6% 15% 25% 21% 19% 15% 6% 14% 25% 24% 20% 10% 4% 17% 33% 21% 18% 10% 4% 15% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 10 of meer effecten 7 - 9 effecten 4 - 6 effecten 2 - 3 effecten Één effect Geen effect 2018 2017 2016 2015

19. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Wmo 19 3.3 Kwaliteit Ondersteuning sluit beter aan op de hulpvraag Cliënten vinden de ondersteuning die zij ontvangen beter passen bij hun hulpvraag. Hoewel een meerderheid van de cliënten in de voorgaande jaren hier al tevreden over was, is dit percentage verder gestegen naar 83 procent. Ook is 83 procent van de cliënten (heel) tevreden over de kwaliteit van de ondersteuning, dit is een lichte stijging ten opzichte van voorgaande jaren. Figuur 3. 8 Overzicht ervaren kwaliteit van ondersteuning Weinig verschil tussen gemeenten die gemiddeld scoren De hoogste beoordelin g op het gebied van kwaliteit en de mate waarin de ondersteuning past bij de hulpvraag is 90 procent. De slechtste beoordeling voor gemeenten is 76 procent op het gebied van kwaliteit en 75 procent voor de mate waarin ondersteuning bij de hulpvraag past. O p het kwart van de gemeenten die het laagst scoren, scoren alle gemeenten hoger dan 81 procent. Figuur 3. 9 Boxplot met daarin de verdeling van waarnemingen m.b.t. kwaliteit van de ondersteuning (% (helemaal) mee eens) 79% 82% 82% 83% 77% 80% 82% 83% 13% 12% 12% 12% 11% 11% 11% 10% 8% 6% 6% 5% 12% 8% 7% 6% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 2015 2016 2017 2018 2015 2016 2017 2018 kwaliteit van ondersteuning is goed ondersteuning past bij hulpvraag (helemaal) mee eens neutraal (helemaal) mee oneens

23. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Wmo 23 Type beperking heeft invloed op druk op mantelzorgers Ook blijkt net als voorgaande jaren dat naasten vaker moeite hebben met het geven van mantelzorg wanneer de cliënt te maken heeft met psychosociale problematiek zoals gedragsproblemen, moeite met het leggen van sociale contacten of psychisch functioneren. Wanneer de cliënt e en zintuigelijke beperking of moeite met bewegen en verplaatsen hebben , kunnen naasten over het algemeen de ondersteuning beter aan. Tabel 3. 6 Aankunnen van mantelzorg naar beperking TYPE BEPERKING JA NEE Zintuiglijke beperking 60% 14% Bewegen en verplaatsen 58% 20% Verstandelijke beperking 55% 19% Lichamelijke handicap 54% 22% Geheugen - en oriëntatieproblemen 46% 24% Psychisch functioneren 44% 30% Moeite met leggen van sociale contacten 43% 27% Gedragsproblemen 41% 22% Anders, namelijk 57% 21%

21. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Wmo 21 Figuur 3.1 1 Boxplot met daarin de verdeling van waarnemingen m.b.t. effecten door de ondersteuning (% (helemaal) mee eens) Ondersteuning helpt vaak op verschillende gebieden Cliënte n die ondersteuning krijgen, kunnen er naast de hierboven besproken onderwerpen, ook andere positieve effecten van ondervinden. Denk aan het beter kunnen regelen van het huishouden, het onderhouden van sociale contacten of mobiliteit in en om het huis. Een meerderheid van de cliënten merkt meerdere van deze effecten door de ondersteuning. Bijna een op de drie geeft aan 2 tot 3 van de effecten genoemd in f iguur 3.1 2 te merken. Een kwart zegt er 4 tot 5 te merken. Toch kan niet iedereen een effect aanwijzen, iets minder dan een op de vijf (18%) zegt geen van deze effecten te merken door de ondersteuning. Figuur 3.1 2 Specifieke effecten gemerkt door ondersteuning (% een beetje tot helemaal effect gehad) 3.5 Mantelzorg Iets meer dan de helft krijgt (ook) hulp van naaste Het gebruik van overige vormen van ondersteuning in de vorm van algemene voorzieningen of een individuele vrijwilliger is in de afgelopen drie jaren relatief stabiel gebleven. Het gebruik van een particuliere schoonmaker is ten opzichte van 2015 licht afge nomen. Ongeveer de helft van de cliënten krijgt hulp van een naaste. Dit komt met name voor bij de ondersteuningsvormen begeleiding bij dagbesteding of regie (76%), rolstoel (74%), en woonvoorzieningen (71%). Hulp van een naaste komt 59% 54% 49% 42% 34% 30% 18% 0% 25% 50% 75% 100% huishouden regelen en op orde houden familie, vrienden en anderen spreken binnen en buiten huis rond lopen/rijden financiën regelen en op orde houden wassen, kleden en verzorgen werken en/of leren anderen helpen Aantal gemerkte effecten: • Geen effecten gemerkt: 18% • 1 effect gemerkt: 20% • 2 – 3 effecten gemerkt: 30% • 4 – 5 effecten gemerkt: 25% • 6 – 7 effecten gemerkt: 6%

22. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Wmo 22 het minst voor bij hul p bij het huishouden (51%), begeleiding bij zelfstandig wonen (53%), en begeleiding bij structuur aanbrengen (56%) 5 . Figuur 3.1 3 Gebruik van overige vormen van ondersteuning Sinds 2015 kunnen meer mantelzorgers de ondersteuning aan Net als afgelopen ja ar kan een ruime meerderheid (63% in 2018) de mantelzorg aan. Er is een licht stijgende trend te zien over de afgelopen vier jaar. Dit heeft er wellicht mee te maken dat er ook vaker een beroep op mantelzorgers wordt gedaan bij naar verhouding lichte beper kingen. Het geven van mantelzorg zal bijvoorbeeld minder ingrijpend zijn bij iemand die wat hulp in het huishouden nodig heeft, ten opzichte van iemand met ernstige gedragsstoornissen. Het aantal mantelzorgers wat de zorg niet aan kan is de afgelopen jaren redelijk stabiel (van 17% in 2016 naar 16% in 2018). Figuur 3.1 4 Kan de naaste het geven van mantelzorg aan? 5 Niet in een figuur opgenomen. 56% 16% 10% 7% 48% 11% 9% 5% 55% 12% 9% 6% 51% 12% 9% 5% 0% 25% 50% 75% 100% hulp van een naaste particuliere schoonmaker algemene voorzieningen individuele vrijwilliger 2015 2016 2017 2018 63% 62% 60% 56% 16% 17% 17% 20% 0% 20% 40% 60% 80% 2018 2017 2016 2015 ja nee

27. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Jeugd 27 Bejegening door medewerkers als positief ervaren In de ogen van de cliënten is de bejegening door medewerkers die hen verwezen naar jeugdhulp ten opzichte van vorig jaar licht gedaald. Wel is nog steeds acht op de tien cliënten hier positief over. De mate waarin de medewe rker de cliënt serieus neemt is gelijk gebleven. Tijdens het gesprek wordt echter iets minder vaak samen naar oplossingen gezocht, de tevredenheid is gedaald van gemiddeld 82 procent in 2017 naar 79 procent. 85% van de (ouders van) cliënten geeft aan d at de verwijzer hen serieus nam. 7 procent vond van niet. Figuur 4.3 Bejegening door medewerker bij contact over hulpvraag Snelheid waarmee cliënten geholpen worden verschilt het meest tussen gemeenten De boxplot in f iguur 4.4 laat zien hoe de gemeenten die zijn meegenomen in deze analyse scoorden op het gebied van toegang naar jeugdhulp. De verschillen zijn groot. De grootste spreiding zit in de snelheid waarmee de cliënt geholpen wordt. De gemeente met de laagste score scoord e 48 procent, in de gemeente waar men het meest tevreden was over de snelheid was 80 procent tevreden. Ook tussen de gemeenten ‘in de box’ is daar het verschil het grootst. Tussen de resultaten van de gemeente die op 25 procent van de waarnemingen is getel d en de gemeente die op 75 procent van de waarneming is geteld zit 14 procent. Dat een ruime meerderheid van de cliënten zich serieus genomen voelt, blijkt ook uit het gegeven dat in de gemeente die als laagste op dit onderdeel scoorde alsnog 80 procent er g tevreden was. Bij de resultaten van het samen zoeken naar oplossingen zit nog minder verschil tussen de grens van 25 en 75 procent; slechts 4 procent. Hier zit dus het minst verschil tussen de gemeenten. 83% 88% 86% 85% 74% 81% 82% 79% 10% 7% 8% 9% 14% 12% 11% 13% 6% 5% 6% 7% 12% 7% 7% 8% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 2015 2016 2017 2018 2015 2016 2017 2018 de medewerker nam mij/mijn kind serieus de medewerker en ik/mijn kind hebben in het gesprek samen naar oplossingen gezocht (helemaal) mee eens neutraal (helemaal) mee oneens

6. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Samenvatting 6 1.2 Jeugd Toegang rond jeugdhulp blijft aandachtspunt Vergeleken met de Wmo weten bij jeugdhulp minder cliënten of ouders waar zij terecht kunnen met een hulpvraag en worden zij ook minder snel geholpen . Waar bij Wm o 11 procent van de cliënten ( heel ) ontevreden is over deze twee aspecten, is dit bij jeugdhulp gemiddeld 18 procent van de cliënten en/of hun ouders. Ook weet na vier ja ar nog steeds minder dan een op de vijf (18%) van de cliënten van het bestaan van een onafhankelijk cliëntondersteuner af. Cliënten in kleine gemeenten worden sneller geholpen De snelheid waarmee cliënten worden geholpen verschilt naar gemeentegrootte. In gemeenten met minder dan 25.000 inwoners geeft bijna driekwart aan snel geholpen te w orden. In grotere gemeenten is dit ongeveer twee op de drie . Bij de klein ste gemeenten is dan ook de meeste vooruitgang te zien : v ergeleken met 2015 is de tevredenheid over snelheid met 16 procentpunt toegenomen. In grotere gemeenten schommelt de bekendheid van de toegang, daar is nog geen duidelijk patroon zichtbaar . Cliënten en ouders zijn verder wel tevreden over de bejegening door medewerkers bij het contact over de hulpvraag. Zo zegt 85 procent dat de medewe rker hen serieus nam en 79 procent dat de medewerker in het gesprek samen met hen naar een oplossing heeft gezocht. Dit is over de laatste jaren relatief stabiel gebleven. Bejegening door hulpverleners minder positief, maar wel gestegen De bejegening d oor hulpverleners is 3 tot 5 procentpunt gestegen. Zes op de tien cliënten of ouders geeft aan dat de hulpverleners hun serieus nam en en dat de hulpverlener samen met hen de beslissingen over de hulp heeft genomen. Zeven op de tien cliënten geeft aan met respect te worden behandeld. Tevredenheid over uitvoering jeugdhulp stijgt, behalve over de snelheid Waar de meeste aspecten die komen kijken bij de tevredenheid over de uitvoering van jeugdhulp stijgen, valt op dat het percentage cliënten dat vindt dat zij snel worden geholpen bij vragen en problemen achter blijft. Het aantal cliënten dat zegt altijd - of vaak snel te worden geholpen is gedaald van 77 procent in 2015 naar 72 procent in 2018 . De meerderheid (85%) is echter wel van me ning dat wanneer zij geholpen worden dit altijd of vaak goed gebeur t , dit percentage is sinds 2015 met 4 procent gestegen. De informatievoorziening over de hulp (het antwoord op de vraag ‘ik krijg voldoende informatie over de hulp’) en de expertise van de hulpverleners (het antwoord op de vraag ‘de hulpverleners weten genoeg om mij (en mijn kind) te kunnen helpen’) is sinds 2015 gestegen met 6 procent.

20. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Wmo 20 3.4 Effecten Cliënt merkt ongeveer evenveel positieve effecten als een jaar geleden Het aantal cliënten dat zegt helemaal geen effecten van de ondersteuning te merken is klein. Ongeveer 4 tot 5 procent van de cliënten zegt zich door de ondersteuning niet beter te kunnen redden, beter dingen te kunnen doen of een betere kwaliteit van leve n te hebben. Voor een grote meerderheid is dit wel het geval: 7 8 procent heeft een betere kwaliteit van leven, 80 procent kan beter de dingen doen die hij of zij wil en 83 procent kan zich beter redden. Ten opzichte van 2015 is de grootste stijging te zien in het aantal cliënten die beter dingen kunnen doen. Figuur 3. 10 Effect van de ondersteuning op cliënten Weinig spreiding tussen gemeenten als het gaat om gemeten effecten Op het gebied van gemeten effecten zit er weinig spreiding tussen gemeenten, ve el gemeenten scoren dus ongeveer hetzelfde. Wanneer gekeken wordt naar ‘ i k kan beter de dingen doen die ik wil’ en ‘ i k kan mij beter redden’ zit tussen een kwart en driekwart van de waarnemingen maar 4 procent verschil. Bij beide effecten is zowel het mini mum als het maximum een uitschieter. Dit kan er op duiden dat er niet direct een verband bestaat tussen de inrichting of uitvoering van de Wmo binnen een gemeente en ervaren effecten door cliënten. De spreiding tussen het eerste en derde kwartiel is bij ‘ i k heb een betere kwaliteit van leven’ maar iets groter: 5 procent. 75% 77% 78% 80% 79% 82% 82% 83% 74% 77% 77% 78% 17% 16% 16% 15% 14% 13% 13% 12% 18% 16% 17% 16% 9% 6% 6% 5% 7% 5% 5% 4% 9% 6% 6% 5% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 2015 2016 2017 2018 2015 2016 2017 2018 2015 2016 2017 2018 cliënt kan beter dingen doen cliënt kan zich beter redden cliënt heeft betere kwaliteit van leven (helemaal) mee eens neutraal (helemaal) mee oneens

13. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Wmo 13 3.2 Toegang Toegang van ondersteuning positie f beoordeeld Uit de totaalanalyse blijkt dat cliëntervaringen rondom de toegang naar ondersteuning sinds 2015 zijn verbeterd. Alle vier onderdelen laten een significante stijging zien ten opzichte van de eerste ceo’s over 2015. Men weet vaker waar hij/zij terecht kan met de hulpvraag (gestegen van 72% naar 76%), wordt sneller geholpen (69% naar 75%), zoekt vaker samen naar een oplossing (71% naar 80%) en meer cliënten vinden dat zij serieus w o rden genomen (81% naar 87%). Toch is niet iedereen helemaal tevreden: een op de tien cliënten is ontevreden over de toegang en snelheid en 5 tot 7 procent is niet tevreden met de bejegening. Het aantal ontevreden cliënten is ongeveer gelijk aan vorig jaar. Fig uur 3.1 Toegang naar Wmo - ondersteuning Figuur 3.2 Bejegening door medewerker bij contact over hulpvraag 72% 75% 76% 76% 69% 73% 74% 75% 14% 13% 13% 13% 17% 16% 15% 14% 14% 12% 11% 11% 14% 11% 11% 11% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 2015 2016 2017 2018 2015 2016 2017 2018 ik wist waar ik moest zijn met mijn hulpvraag ik werd snel geholpen (helemaal) mee eens neutraal (helemaal) mee oneens 71% 76% 77% 80% 81% 84% 85% 87% 16% 15% 14% 13% 11% 10% 9% 8% 12% 9% 8% 7% 7% 6% 5% 5% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 2015 2016 2017 2018 2015 2016 2017 2018 de medewerker en ik hebben in het gesprek samen naar oplossingen gezocht de medewerker nam mij serieus (helemaal) mee eens neutraal (helemaal) mee oneens

8. Benchmark CEO’s Wmo e n Jeugd 2019 • Inleiding 8 2. Inleiding 2.1 Achtergrond Gemeenten zijn sinds 2015 verantwoordelijk voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet. Sinds 2016 zijn zij verplicht om jaarlijks een onderzoek te doen onder cliënten die ondersteuning uit deze wetten ontvangen: de cliëntervaringsonderzoeken (hierna: ceo’s). D e ceo’s gaan in op het contact over en de toegang naar de voorziening, de kwaliteit van de uitvoering en de effecten die de ondersteuning oplevert. Uit recent onderzoek van I&O Research 1 blijkt echter dat veel gemeenten enigszins worstelen met monitoring en sturingsinformatie. Zo leveren de losse onderzoeken niet altijd voldoende sturingsinformatie op en is er een gebrek aan capaciteit, expertise of systemen. I&O Research voert jaarl ijks voor meer dan 60 gemeenten ceo’s Wmo en/of Jeugd uit . Aan het eind va n het jaar levert dit een grote dataset op, waar landelijke inzichten, trends en ontwikkelingen in kunnen worden gevonden . Deze analyse hoopt voor een deel in de informatiebehoefte van gemeenten te voorzien. Analyse van uitgevoerde ceo’s Inmiddels zijn d e ceo’s in 2019 voor de vierde keer uitgevoerd en kan er op gemeentelijk niveau een goed beeld gevormd worden over hoe cliënten de uitvoering van de Wmo en Jeugdwet ervaren. Per gemeente zijn de resultaten van de dit jaar uitgevoerde onderzoeken inmiddels opgeleverd. Net als in de afgelopen drie jaren zijn de resultaten van deze onderzoeken gekoppeld in een totaalbestand en is een analyse uitgevoerd die op landelijk niveau uitspraken doet over cliëntervaringen Wmo en Jeugd. De doelen van deze analyse zijn: 1 Bieden van de mogelijkheid tot benchmarken voor individuele gemeenten 2 Presenteren van verdiepende resultaten die niet in gangbare databases 2 beschikbaar zijn 3 Gemeenten helpen beter onderbouwde beslissingen te nemen Benchmark ceo Jeugd Met name voor het ceo Jeugd zijn amper geaggregeerde resultaten en benchmarkmogelijkheden beschikbaar. Dit komt deels doordat gemeenten vrij zijn in de aanpak van dit ceo. Hierdoor verschilt de opzet (gedeeltelijk) per gemeente. Toch zijn er voldoende vragen d ie overeenkomen bij een groot deel van de gemeenten, waardoor er voldoende data beschikbaar was om een database met daarin de veel voorkomende vragen uit de MCJO 3 samen te stellen. Uitvoeringsjaren In dit rapport wordt verwezen naar de jaren waarop de vr agenlijsten betrekking hadden. De ceo’s worden jaarlijks in het eerste half jaar van het nieuwe jaar uitgevoerd. Dit betekent dat de ceo’s die in 201 9 zijn uitgevoerd betrekking hebben op de Wmo en Jeugdwet in 201 8 . In de tabellen en figuren staan altijd d e jaren vermeld waarop de resultaten betrekking hebben. 1 https://www.ioresearch.nl/actueel/gemeenten - worstelen - met - monitoring/ 2 Bijvoorbeeld via waarstaatjegemeente.nl 3 Modelvragenlijst Cliëntervaring Jeugd en Ouders

29. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Jeugd 29 4.3 Kwaliteit Positiever over bejegening door hulpverleners Een zeer ruime meerderheid van de cliënten en hun ouders is tevreden met de wijze waarop hulpverleners behandelen. Zij zeggen dat zij vaak of altijd met respect behandeld (94%) worden, serieus worden genomen (87%) en dat er samen beslissingen worden genomen (89%). Ten opzichte van voorgaande jaren is het aantal tevreden cliënten relatief stabiel gebleven. Wat wel opvalt is dat cliënten en hun ouders in 2018 het antwoord ‘altijd’ vaker he bben gegeven en dus positiever zijn dan in voorgaande jaren. Het kleine aantal ontevreden cliënten is niet toe - of afgenomen. Figuur 4.6 Bejegening door hulpverleners tijdens uitvoering van jeugdhulp 71 % van de cliënten die te maken heeft met twee of meer organisaties zegt dat deze vaak tot altijd goed samenwerken. Over 2015 vond 65 procent dit, over 2016 70 procent en over 2017 68 procent. Tevredenheid over uitvoering jeugdhulp stijgt, behalve over de snelheid Waar de meeste aspecten die komen kijken bij de tevredenheid over de uitvoering van jeugdhulp stijgen, valt op dat het percentage cliënten dat vindt dat zij snel worden geholpen bij vragen en problemen achter blijft. Het aantal cli ënten dat zegt altijd snel te worden geholpen is gedaald van 41 procent in 2015 naar 36 procent in 2018, het percentage dat zegt vaak snel te zijn geholpen is gelijk met het percentage in 2015. De meerderheid (85%) is echter wel van mening dat wanneer zij geholpen worden dit altijd of vaak goed gebeurd, dit percentage is sinds 2015 met 4 procent gestegen. De informatievoorziening over de hulp (het antwoord op de vraag ‘ik krijg voldoende informatie over de hulp’) en de expertise van de hulpverleners (het an twoord op de vraag ‘de hulpverleners weten genoeg om mij (en mijn kind) te kunnen helpen’) is sinds 2015 gestegen met 6 procent. 66% 67% 67% 71% 55% 56% 57% 60% 54% 55% 55% 60% 26% 28% 27% 23% 30% 32% 31% 27% 31% 31% 32% 29% 6% 4% 4% 4% 12% 9% 9% 9% 11% 10% 9% 9% 2% 1% 2% 2% 4% 3% 4% 3% 4% 4% 4% 3% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 2015 2016 2017 2018 2015 2016 2017 2018 2015 2016 2017 2018 ik word met respect behandeld door de hulpverleners ik voel mij serieus genomen door de hulpverleners beslissingen over de hulp worden samen met mij genomen altijd vaak soms nooit

30. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Jeugd 30 Figuur 4.7 Informatievoorziening en expertise hulpverleners bij uitvoering jeugdhulp In bijna alle gemeenten worden clië nten respectvol behandeld Op één gemeente na scoren alle gemeenten een tevredenheid van 90 procent 6 of hoger als het gaat om een respectvolle benadering . D e mate van spreiding tussen gemeenten op dit vlak is dan ook beperkt. Dit is ook terug te zien bij be slissingen die samen worden genomen, het verschil tussen de ‘middelste’ gemeenten is slechts 4 procent. De spreiding tussen gemeenten is het grootst wanneer gekeken wordt naar de mate waarin verschillende organisaties die betrokken zijn bij het traject van een cliënt samenwerken. Het verschil tussen het laagst gemeten resultaat (60%) en het hoogst gemeten resultaat (88%) is 28 procent. De mate van spreiding is ook groot bij de vragen of men goed geholpen is bij vragen en problemen (21%) en het kennisniveau van de hulpverleners (20%). Hieruit blijkt dat de cliëntervaringen met betrekking tot de uitvoering van de jeugdhulp flink kunnen verschillen per gemeente. 6 Tevredenheid wordt hier weergegeven door de percentages ‘altijd’ en ‘vaak’ bij elkaar op te tellen. 39% 43% 41% 45% 36% 39% 37% 42% 42% 41% 41% 40% 39% 41% 41% 39% 17% 14% 15% 13% 20% 16% 17% 15% 2% 2% 3% 3% 5% 4% 5% 4% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 2015 2016 2017 2018 2015 2016 2017 2018 ik word goed geholpen bij mijn vragen en problemen ik krijg voldoende informatie over de hulp 41% 42% 44% 50% 41% 39% 35% 36% 38% 41% 38% 35% 36% 37% 38% 36% 17% 14% 14% 11% 18% 19% 21% 19% 4% 4% 4% 4% 5% 6% 6% 8% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 2015 2016 2017 2018 2015 2016 2017 2018 de hulpverleners weten genoeg om mij (en mijn kind) te kunnen helpen ik ben snel geholpen met mijn vragen en problemen altijd vaak soms nooit

25. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Jeugd 25 4. Jeugd 4.1 Achtergrond Achtergrond van de cliënt Doelgroep • Jongeren: 36% • Ouders: 64% Geslacht • Jongen: 56% • Meisje: 44% Duur hulp • Korter dan 3 maanden: 12% • 3 tot 6 maanden: 19% • 6 tot 12 maanden: 22% • Langer dan 12 maanden: 48% 4.2 Toegang Afname toegang naar jeugdhulp via de huisarts In 2018 zei den drie op de tien cliënten of hun ouders dat zij via de huisarts aan jeugdhulp zijn gekomen. Dit is een afname va n vijf procent vergeleken met 2017. Een op de vijf cliënten zegt via de gemeente jeugdhulp te hebben ontvangen, dit percentage is niet significant gestegen ten opzichte van vorig jaar. Het percentage dat op een andere manier dan via de huisarts of gemeent e aan jeugdhulp is gekomen is lichtelijk gestegen. De helft wordt via andere instanties of organisaties verwezen voor toegang tot jeugdhulp. Ouders en cliënten lijken hierbij vooral te refereren naar de instelling waar zij als eerste contact mee opnemen, o f waar zij het meeste contact mee hebben over de hulpvraag. In de categorie ‘anders’ worden zoals in voorgaande jaren vaak de school, Bureau Jeugdzorg, het consultatiebureau, een psycholoog of een zorgaanbieder genoemd. Figuur 4.1 Verwijzende instanties voor toegang tot jeugdhulp Aandachtspunt in de toegang naar jeugdhulp vooral de snelheid waarmee men geholpen wordt Vergeleken met de Wmo weten in de jeugdhulp minder cliënten of ouders waar zij naartoe kunnen met een hulpvraag. Twee op de drie zeggen n u te (hebben) geweten waar zij moesten zijn met de hulpvraag. Ook h ier is een stijgende lijn te zien vergeleken met 2015 , maar is de groei ten opzichte van 2017 niet doorgezet . De snelheid waarmee men hulp krijgt is zelfs iets afgenomen vergeleken met vori ge jaren : 64 procent vindt dat zij snel zijn geholpen. Elk jaar neemt het percentage ontevreden cliënten of ouders met één procent toe. 32% 14% 53% 32% 19% 50% 35% 19% 45% 30% 21% 49% 0% 25% 50% 75% 100% via de huisarts via de gemeente anders 2015 2016 2017 2018

5. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Samenvatting 5 1. Samenvatting Deze samenvatting presenteert de belangrijkste en meest opvallende bevindingen van de totaalanalyse van de cliëntervaringsonderzoeken uitgevoerd door I&O Research. Voor de volledige resultaten en verdiepingen, verwijzen wij u graag door naar hoofdstuk 3 (W mo) en hoofdstuk 4 (Jeugd). 1.1 Wmo Cliënten vaker tevreden over bejegening door medewerkers van de gemeente Inmiddels is er voor vier opeenvolgende jaren data beschikbaar over ervaringen van cliënten in het sociaal domein . Bij de Wmo is er in het proces van toegang naar ondersteuning ten opzichte van 2015 een positieve ontwikkeling te zien, met name op het gebied van bejegening door de medewerkers. Zo is het aantal cliënten dat zegt dat er tijdens het toegangsproces samen naar een oplossing voor de hulpvraag is gezocht gestegen van 71 procent naar 80 procent en het aantal cliënten dat zegt serieus te worden genomen gestegen van 81 procent naar 87 procent . Met name in de kleinere gemeenten (< 25.000 inwoners) is het aantal tevreden cliënten ge stegen. Ook weten cliënten de toegang via de gemeente vaker te vinden, al is dit aantal de laatste drie jaren minder hard gestegen (van 72% naar 76%). Uit de analyse komt naar voren dat 55 - plussers over het algemeen beter de weg naar ondersteuning weten te vinden dan jongere cliënten. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de complexiteit van de hulpvraag. Deskundigheid medewerkers die keukentafelgesprek voeren toegenomen Over het keukentafelgesprek zelf is gemiddeld driekwart van de cliënten tevreden. Bijn a acht op de tien cliënten (78%) zijn tevreden over het contact met de medewerker in het algemeen en de manier waarop geluisterd wordt. Dit was in 2015 nog respectievelijk 69 procent en 72 procent . Ook is de deskundigheid van de medewerker toegenomen en is men vaker tevreden met de gekozen oplossing. Geconcludeerd kan worden dat gemeenten de toegang steeds beter hebben ingericht en dat vooral de deskundigheid van de betrokken medewerkers is toegenomen. Ondersteuning sluit beter aan op de hulpvraag Cliënten vinden de ondersteuning die zij ontvangen beter passen bij hun hulpvraag. Hoewel een meerderheid van de cliënten in de voorgaande jaren hier al tevreden over was, is dit percentage verder gestegen naar 83 % . Ook is 83 % van de cliënten (heel) tevreden over de kwaliteit van de ondersteuning, dit is een lichte stijging ten opzichte van voorgaande jaren. Naasten belangrijk voor cliënten Net als vorig jaar laten de resultaten zien dat naasten op verschillende manieren belangrijk zijn voor cliënten . Zo ervaren cliënten het keukentafelgesprek significant positiever wanneer er een naaste aanwezig is . Het meenemen van een onafhankelijke cliëntondersteuner naar een gesprek heeft, ten opzichte van het gesprek alleen voeren, alleen lichte invloed op de tevredenheid ov er de gekozen oplossing. Een cliënt bijstaan tijdens het keukentafelgesprek is echter niet het enige dat naasten voor cliënten doen. Zo ontvangt meer dan de helft van de cliënten (51%) ook mantelzorg. Twee op de drie naasten (63%) kunnen het geven van d eze zorg goed aan. In een aantal gemeenten was het mogelijk om de mantelzorgondersteuning te kruizen met het type beperking van de cliënt. Uit deze analyse blijkt dat met name naasten van die cliënten met een psychosociale beperking vaker moeite hebben met het geven van de ondersteuning.

18. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Wmo 18 Positieve invloed van aanwezigheid naasten op verloop keukentafelgesprek C liënten die een keukentafelgesprek hebben met de gemeente mogen worden bijgestaan door iemand anders tijdens het gesprek. Dit kan een naaste zijn, maar ook een onafhankelijke cliëntondersteuner van de gemeente of iemand anders. Net als over 2017 blijkt ook over 2018 dat de aanwezigheid van met name naasten een positieve invloed heeft op de waardering van het keukentafelgesprek. De tevredenheid van cliënten die het gesprek alleen voeren is dit jaar echter ook gestegen. Het effecten van een cliëntondersteuner ten opzichte van het keukentafelgesprek alleen voeren is minder sterk zichtbaar. Tabel 3.5 Invloed van bijgestaan worden tijdens het keukentafelgesprek op ervaring van het gesprek (% (helemaal) mee eens) NAASTE AANWEZIG ONAFHANKELIJKE CLIËNTONDERSTEUNER AANWEZIG GESPREK ALLEEN GEVOE RD Contact met de medewerker 80% 76% 75% Manier waarop er geluisterd werd 81% 77% 76% Deskundigheid medewerker 78% 72% 73% Gekozen oplossing 76% 74% 70% Opvallend is dat een naaste een positief effect heeft op de ervaring van het keukentafelgesprek, maar uiteindelijk geen significant effect heeft op de waardering en passendheid van de uiteindelijk ontvangen ondersteuning. 67% 71% 76% 76% 64% 71% 75% 74% 19% 16% 14% 15% 14% 12% 12% 13% 14% 13% 9% 9% 23% 16% 12% 13% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 2015 2016 2017 2018 2015 2016 2017 2018 deskundigheid van de medewerker gekozen oplossing (helemaal) mee eens neutraal (helemaal) mee oneens 68% van de cliënten is bijgestaan tijdens het keukentafelgesprek, dit aantal is niet toegenomen in de afgelopen vier jaren.

12. Benchmark CEO ’s Wmo en Jeugd 2019 • Wmo 12 3. Wmo 3.1 Achtergrond Achtergrond van de respondent Geslacht • Man: 34% • Vrouw: 66% Leeftijd • t/m 34 jaar: 5% • 35 – 54 jaar: 10% • 55 – 74 jaar: 27% • 75 jaar en ouder: 57% Woonsituatie • Zelfstandig wonend: 80% • Zelfstandig in aangepaste woning: 7% • In een instelling: 5% • Bij kinderen: 1% • Bij ouders/verzorgers: 2% • Anders: 5% Rondkomen • (Zeer) goed: 41% • Redelijk: 47% • Nauwelijks tot niet: 12% Type beperking • Bewegen en verplaatsen, 56% • Lichamelijke handicap, 49% • Geheugen - en oriëntatieproblemen, 24% • Psychisch functioneren, 15% • Leggen van sociale contacten, 12% • Zintuiglijke beperk ing, 11% • Verstandelijke beperking, 8% • Gedragsproblemen, 5% • Anders, 17% Type ondersteuning Beschermde woonvorm: 3% Woonvoorziening: 10% Financiële vergoeding vervoer: 7% Rolstoel: 15% Scootmobiel/aangepaste fiets/buggy: 18% Hulp bij het huishouden: 62% Collectief vervoerspasje: 43% Begeleiding bij zelfstandig wonen: 12% Begeleiding bij dagbesteding: 12% Logeervoorziening: 1% Anders: 12% Begeleiding bij structuur: 12%

17. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Wmo 17 Tabel 3.4 Ontwikkeling bekendheid onafhankelijke cliëntondersteuning naar gemeentegrootte (% bekend) GEMEENTEGROOTTE % BEKEND MET ONAFHAN KELIJKE CLIËNTONDERS TEUNER 2015 2016 2017 2018 Verschil ’15 - ‘1 8 < 25.000 inwoners 24% 34% 38% 40% +16% 25.000 – 50.000 inwoners 26% 32% 34% 35% +9% 50.000 – 100.000 inwoners 23% 29% 31% 29% +6% 100.000 – 300.000 inwoners 26% 29% 29% 34% +8% Gebruik onafhankelijke cliëntondersteuner neemt niet toe Dat de bekendheid stijgt betekent echter nog niet dat cliënten er ook gebruik van maken. Zo is de aanwezigheid van een onafhankelijke cliëntondersteuner bij een keukentafelgesprek vrijwel gelijk gebleven sinds 2015. Cliënten die van de dienst gebruik maken zijn wel te spreken over de cliëntondersteuning. Zo is 74 procent hier (heel) tevreden mee (in 2017; 75%, in 2016; 69% en 2015; 66%). 11% van alle cliënten zegt in het keukentafelgesprek gebruik te hebben gemaakt van een onafhankelijke cliëntondersteu ner. Dit percentage is in de afgelopen vier jaar niet toegenomen. Het keukentafelgesprek: Cliënten net zo tevreden als vorig jaar Cliënten beoordelen het keukentafelgesprek op alle aspecten ongeveer gelijk aan 2017. Daarmee is de jaarlijkse toename in tevredenheid tot 2017 in het afgelopen jaar gestabiliseerd . De grootste toename van alle aspecten is zichtbaar bij de gekozen oplossin g. In 2015 gaf nog 64 procent aan hier tevreden over te zijn, in 2018 is dit gestegen naar 74 procent. Contact met de medewerker en de manier waarop geluisterd wordt zijn de best beoordeelde aspecten. Naast een stijging in de tevredenheid is de ontevredenh eid op alle punten gedaald, waarbij de daling bij de gekozen oplossing het grootst is (van 23% naar 1 3 %). Figuur 3. 7 Tevredenheid over vier aspecten van het keukentafelgesprek 69% 72% 77% 78% 72% 76% 79% 78% 17% 14% 13% 14% 14% 11% 12% 12% 15% 14% 9% 9% 14% 13% 9% 9% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 2015 2016 2017 2018 2015 2016 2017 2018 contact met de medewerker manier waarop geluisterd werd

3. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE 1. Samenvatting ................................ ................................ ................................ .............. 5 1.1 Wmo ................................ ................................ ................................ ..................... 5 1.2 Jeugd ................................ ................................ ................................ .................... 6 2. Inleiding ................................ ................................ ................................ ...................... 8 2.1 Achtergrond ................................ ................................ ................................ ........... 8 2.2 Responscijfers ................................ ................................ ................................ ........ 9 2.3 Analyse ................................ ................................ ................................ ................. 9 2.4 Leeswijzer ................................ ................................ ................................ ........... 10 3. Wmo ................................ ................................ ................................ .......................... 12 3.1 Achtergrond ................................ ................................ ................................ ......... 12 3.2 Toegang ................................ ................................ ................................ .............. 13 3.3 Kwaliteit ................................ ................................ ................................ .............. 19 3.4 Effecten ................................ ................................ ................................ .............. 20 3.5 Mantelzorg ................................ ................................ ................................ .......... 21 4. Jeugd ................................ ................................ ................................ ......................... 25 4.1 Achtergrond ................................ ................................ ................................ ......... 25 4.2 Toegang ................................ ................................ ................................ .............. 25 4.3 Kwaliteit ................................ ................................ ................................ .............. 29 4.4 Effecten ................................ ................................ ................................ .............. 32

14. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Wmo 14 68% 78% 65% 75% 17% 12% 16% 15% 16% 10% 19% 10% 0% 20% 40% 60% 80% 100% <55 55+ <55 55+ Ik wist waar ik moest zijn met mijn hulpvraag Ik werd snel geholpen (helemaal) mee eens neutraal (helemaal) mee oneens Figuur 3.3 Ervaring t oegang naar leeftijd Tabel 3. 1 Meest gebruikte vormen van ondersteuning naar leeftijd Cliënten die minder goed kunnen rondkomen weten ondersteuning minder goed te vinden Vorig jaar is getoetst wat het effect is van de hoogte van het inkomen op de toegang van de ondersteuning. Er werd toen geconstateerd dat cliënten die meer moeite hebben met rondkomen (nauwelijks of niet kunnen rondkomen ) de weg naar de ondersteuning minder goed kunnen vinden. Dit jaar kan dezelfde conclusie worden getrokken . Het verschil tussen mensen die aangeven niet rond te kunnen komen en mensen die zeer goed rondkomen kan oplopen tot 23 procent . Bovendien vindt 86 procent van de cliënten die zeer goed kunnen rondkomen dat zij serieus werden genomen, terwijl dit onder cliënten die niet rond kunnen komen ‘ slechts ’ 63 procent is. Snelheid van helpen verschilt het meest per gemeente Gemeenten kunnen boxplotten (zoa ls f iguur 3. 4 ) gebruiken om een indicatie te krijgen hoe zij presteren in verhouding met andere gemeenten. De boxplotten in dit rapport moeten worden beschouwd als een indicatie omdat voor deze figuren alleen gegevens zijn gebruikt van de 50 door I&O Resea rch onderzochte gemeenten . Figuur 3. 4 laat de verdeling van resultaten per gemeente zien met betrekking tot de toegang naar ondersteuning. Te zien is dat het grootste verschil tussen gemeenten bestaat op het gebied van snelheid van helpen. Tussen de geme ente die als laagste werd beoordeeld (63%) en de gemeente die als hoogste werd beoordeeld (93%) zit 30 procent verschil. De verschillen op het gebied van het serieus nemen van de klant zijn het kleinst, het verschil tussen het laagste resultaat (73%, een u itschieter) en het beste resultaat is 22 procent. Deze stelling scoort bij 75 procent van de gemeentes tussen de 86 en 95 procent . TOT EN MET 34 JAAR 35 – 54 JAAR 55 – 74 JAAR 75 JAAR EN OUDER Nr. 1 Begeleiding bij zelfstandig wonen (34%) Hulp bij het huishouden (44%) Hulp bij het huishouden (60%) Hulp bij het huishouden (73%) Nr. 2 Begeleiding bij structuur aanbrengen (20%) Begeleiding bij het zelfstandig wonen (34%) Collectief vervoer (42%) Collectief vervoer (44%) Nr. 3 Begeleiding bij dagbesteding/regie (19%) Collectief vervoerspasje (25%) Scootmobiel (27%) Scootmobiel (18%) 55 - plussers ervaren toegang tot de zorg beter Oudere cliënten geven significant vaker aan te weten waar zij terecht kunnen met hun hulpvraag en zij worden vaker snel geholpen. Mogelijk komt dit door de complexiteit van de hulpvragen. In tabel 3.1 is te zien dat de oudere doelgroep vaker met dezelfde, naar verhouding eenvoudigere hulpvragen , bij de gemeente komen en dat er meer variati e te zien is in de leeftijdscategorie 34 tot 54 jaar. Deze trend was ook in de afgelopen jaren zichtbaar.

32. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Jeugd 32 4.4 Effecten Bijna acht op de tien cliënten voelt zich beter door jeugdhulp Tabel 4.3 hieronder geeft een beknopt overzicht van de effecten die de kinderen en jongeren mogelijk ondervinden van de jeugdhulp die zij (hebben) ontvangen. Deze effecten zijn verdeeld in vier categorieën: opgroeien, meedoen, zelfstandigheid en zelfredzaamheid. De meeste cliënten weten een positief effect door jeugdhulp te benoemen. Zo voelt bijna acht op de tien cliënten zich beter, zegt bijna driekwart dat het be ter gaat met het gedrag en vinden zes op de tien dat het thuis beter gaat, dat ze problemen beter kunnen oplossen en dat ze zich beter gehoord voelen. Effecten die minder vaak benoemd worden zijn een betere vrijetijdsbesteding (39%), een verbeterde relatie met vrienden en anderen (43%) en een toegenomen veiligheidsgevoel (49%). Effect niet altijd aan te wijzen Dat cliënten of hun ouders deze effecten niet altijd weten aan te wijzen komt niet doordat zij een verslechtering zien, in tegendeel: slechts 2 tot 4 procent is van mening dat de jeugdhulp ertoe geleid heeft dat het slechter met hen gaat op de verschillende onderdelen. In veel gevallen weten ouders simpelweg geen effect toe te wijzen en vullen dan ‘niet van toepassing’ in. Dit verschilt van 7 procent bij een redelijk zichtbaar effect als ‘jezelf beter voelen’ tot 26 procent bij heel specifieke effecten als ‘jezelf veiliger voelen’. Een mogelijke verklaring is dat de hulp die sommige cliënten krijgen niet gericht is op het bereiken van deze effecten. Tabel 4.3 Effecten van jeugdhulp CATEGORIE EFFECT (HELEMAAL) MEE EENS (HELEMAAL) MEE ONEENS N.V.T. VERSCHIL ’15 – ‘18 7 Opgroeien Het kind voelt zich beter 78% 4% 7% 3% Het gaat beter met het gedrag van het kind 65% 3% 17% 1% Het gaat thuis beter 61% 3% 19% 1% Het kind voelt zich veiliger 49% 3% 26% 1% Meedoen Het gaat beter op school werk of dagbesteding 68% 4% 11% 6% Het kind besteedt zijn/haar vrije tijd beter 39% 4% 25% 0% De relatie met vrienden en anderen is beter geworden 43% 3% 23% 0% Zelfstandigheid Het kind weet beter wat hij/zij wil 54% 2% 20% 4% Het kind zegt vaker wat hij/zij nodig heeft 58% 3% 18% 6% Het kind voelt zich beter gehoord 61% 3% 18% 6% Zelfredzaamheid Het kind kan beter problemen oplossen 61% 3% 15% 5% Het kind kan beter voor zichzelf opkomen 50% 2% 22% 9% Het kind heeft meer vertrouwen in de toekomst 55% 4% 19% 3% 7 Verschil tussen (helemaal ) mee eens.

26. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Jeugd 26 Figuur 4.2 Toegang naar jeugdhulp Cliënten in de kleine gemeenten veel sneller geholpen De toegang naar ondersteuning is in 2018 voor het eerst niet meer verschillend naar de grootte van de gemeente . Grotere gemeenten hebben wel over de jaren een inhaalslag gemaakt. Bij gemeenten vanaf 50.000 inwoners is namelijk de grootste stijging te zien ten opzichte van 2015 inzake cliënten die weten waar ze moeten zijn met hun hulpvraag; deze stijging is 7 procentpunt. De snelheid waarmee men wordt geholpen is wel verschillend naar gemeentegrootte. Vooral in gemeenten met minder dan 25.000 inwoners worde n de cliënten en ouders sneller geholpen bij de toegang naar jeugdhulp. In 2015 was hier 56 procent tevreden over, in 2018 is dit gestegen naar 72 procent, een toename van 16 procentpunt. Bij grotere gemeenten is hierin juist een afname te zien. Tabel 4.1 Toegang naar jeugdhulp naar gemeentegrootte (% (helemaal) mee eens) GEMEENTEGROOTTE % WIST WAAR HIJ/ZIJ MOEST ZIJN MET DE HU LPVRAAG 201 5 201 6 201 7 2018 Verschil ’15 - ‘18 < 25.000 inwoners 62% 63% 69% 64% +2% 25.000 – 50.000 inwoners 62% 62% 65% 64% +2% 50.000 – 100.000 inwoners 58% 60% 65% 65% +7% 100.000 – 300.000 inwoners 57% 68% 60% 64% +7% Tabel 4.2 Snelheid waarmee cliënten en ouders zijn geholpen bij de toegang naar jeugdhulp (% (helemaal) mee eens) GEMEENTEGROOTTE % SNEL GEHOLPEN 201 5 201 6 201 7 2018 Verschil ’15 - ‘18 < 25.000 inwoners 56% 65% 74% 72% +16% 25.000 – 50.000 inwoners 71% 73% 69% 67% - 4% 50.000 – 100.000 inwoners 63% 64% 66% 60% - 3% 100.000 – 300.000 inwoners 69% 73% 57% 64% - 5% 60% 63% 65% 65% 67% 70% 67% 64% 21% 18% 19% 18% 16% 13% 16% 17% 19% 19% 17% 17% 16% 17% 18% 19% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 2015 2016 2017 2018 2015 2016 2017 2018 ik wist waar ik/mijn kind moest zijn met mijn hulpvraag ik/mijn kind werd snel geholpen (helemaal) mee eens neutraal (helemaal) mee oneens

16. Bench mark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Wmo 16 Tabel 3.2 & 3.3 Ontwikkeling snelheid waarmee men geholpen wordt en samen naar oplossingen zoekt naar g emeentegrootte (% (helemaal) mee eens) GEMEENTEGROOTTE % SNEL GEHOLPEN 2015 2016 2017 2018 Verschil ’15 - ‘ 18 < 25.000 inwoners 73% 76% 79% 79% + 6% 25.000 – 50.000 inwoners 72% 74% 78% 77% + 5% 50.000 – 100.000 inwoners 69% 73% 70% 73% + 4% 100.000 – 300.000 inwoners 67% 68% 70% 71% + 4% GEMEENTEGROOTTE % SAMEN NAAR OPLOSSI NGEN GEZOCHT 2015 2016 2017 2018 Verschil ’15 - ‘1 8 < 25.000 inwoners 71% 78% 80% 82% + 11% 25.000 – 50.000 inwoners 72% 76% 79% 81% + 9% 50.000 – 100.000 inwoners 69% 75% 72% 78% + 9% 100.000 – 300.000 inwoners 74% 76% 77% 79% + 5% Bekendheid onafhankelijke cliëntondersteuner weer gestegen Sinds de start van het meten in 2015 stijgt de bekendheid van onafhankelijke cliëntondersteuners ieder jaar. In 201 5 was een kwart van de cliënten bekend met de cliëntondersteuner en dit is over de jaren gestegen naar 35 procent ( f iguur 3.5) . In f iguur 3.6 is te zien dat d e bekendheid met de cliëntondersteuner flink kan verschillen per gemeente (tussen de 17% en de 56%) . In de kleinere gemeenten tot 50.000 inwoners zijn cliënten het meest bekend met de diensten van een onafhankelijke cliëntondersteuner (zie t abel 3.4) . Daarnaast is in deze gemeenten de bekendheid ook relatief het me est toegenomen in de afgelopen vier jaar. Figuur 3. 5 Bekendheid onafhankelijke cliëntondersteuner (% bekend) Figuur 3. 6 Boxplot met daarin de verdeling van waarnemingen m.b.t. bekendheid onafhankelijke cliëntondersteuning (% bekend) 35% 33% 31% 25% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 2018 2017 2016 2015

9. Benchmark CEO’s Wmo en Jeugd 2019 • Inleiding 9 2.2 Responscijfers I&O Research heeft over 2018 een gemiddeld responspercentage van 4 4 procent bij de ceo’s Wmo en 2 2 procent bij de ceo ’ s Jeugd behaald . De respons ligt hiermee voor zowel Wmo als Jeu gd een procentpunt hoger dan een jaar geleden. In de tabellen hieronder ziet u het aantal gemeenten, het aantal gemeenten naar gemeentegrootte, het totaal aantal respondenten en de responspercentages per jaar. Tabel 2.1 Aantal respondenten en responspercentages per jaar Ceo W mo Aantal gemeenten Aantal respondenten Responspercentage 2015 44 19.964 40% 2016 71 26.081 44% 2017 58 22.067 43% 2018 50 22 . 075 4 4 % Ceo Jeugd 2015 35 3.773 19% 2016 49 5.918 22% 2017 38 5.993 21% 2018 32 4 4.804 22% Tabel 2.2 Aantal uitgevoerde ceo’s naar inwonertal van de gemeenten CEO W mo < 25.000 25.000 – 50.000 50.000 – 100.000 100.00 – 300.000 > 300.000 2015 15 16 8 5 0 2016 27 28 10 5 1 2017 21 22 9 6 0 2018 18 18 7 7 0 CEO Jeugd 2015 11 15 7 2 0 2016 16 23 6 3 1 2017 11 17 6 4 0 2018 9 14 4 5 0 2.3 Analyse De antwoordcategorieën ‘weet niet’ en ‘niet van toepassing’ zijn, mits anders aangegeven, buiten de Wmo - analyse gehouden. De antwoordcategorie ‘niet van toepassing’ is soms wel inbegrepen in de jeugdanalyse, aangezien is gebleken dat bij een deel van de vr agen een aanzienlijk deel van de cliënten de vraag als ‘niet van toepassing’ beschouwt. Indien de percentages niet optellen tot 100 procent is dit het gevolg van afrondingsverschillen. 4 I&O Research heeft in 2019 voor vier gemeenten (en in 2018 voor vijf gemeenten) ook een vol ledig kwalitatief ceo Jeugd uitgevoerd. Deze gemeenten zijn niet opgenomen in dit overzicht.

Weergaven

  • 7319 Totale weergaven
  • 5336 Websiteweergaven
  • 1983 Ingesloten weergaven

Acties

  • 0 Gedeeld op sociale media
  • 0 Vind-ik-leuks
  • 0 Vind-ik-niet-leuks
  • 0 Opmerkingen

Aantal malen gedeeld

  • 0 Facebook
  • 0 Twitter
  • 0 LinkedIn
  • 0 Google+

Insluitingen 15

  • 7 188.122.84.217
  • 9 www.ctrl8.nl
  • 2 ctrl8.org
  • 24 www.initi8.nl
  • 8 initi8.eu
  • 2 my.initi8.nl
  • 4 www.initi8.org
  • 30 initi8.nl
  • 1 initi8.org
  • 2 ctrl8.nl
  • 5 www.ctrl8.org
  • 3 www.initi8.eu
  • 6 sitemaps.initi8.eu
  • 3 sitemaps.ctrl8.nl
  • 6 188.122.84.217:8069